Nieuwsbrief Prevent Agri – januari 2021
Tijdens het buiten werken kunnen werknemers te maken krijgen met koude, wind, regen, sneeuw en vorst. Werken in dergelijke omstandigheden houdt risico's in voor de veiligheid en de gezondheid (bv. onderkoeling, bevriezing en vrieswonden, risico's voor vallen en uitglijden…). Er zijn wettelijke grenzen die bepalen vanaf wanneer werkgevers maatregelen moeten nemen om hun werknemers te beschermen tegen koude weersomstandigheden.
Effecten van koud Arbeidsongevallen die verband houden met de koude zijn erg divers van aard. Sommige zijn het directe gevolg van blootstelling aan de koude, andere worden indirect veroorzaakt door het werken in een koude omgeving (uitglijden, risico’s door een verminderde behendigheid, enz.).
In het eerste geval zijn de gevolgen te wijten aan de koude van lokale of algemene aard. Dit gaat van een eenvoudige verstijving tot onderkoeling, via bevriezing, koubulten,...
Onderkoeling ontstaat bijvoorbeeld wanneer men niet meer in staat is om de eigen lichaamstemperatuur te regelen, met gevolgen die dramatisch kunnen zijn: bewustzijnsverlies, coma, overlijden.
Minimale temperatuur verschilt naargelang het soort werk Lage temperaturen bemoeilijken het werk. De minimale temperatuur waarbij nog gewerkt kan worden, is afhankelijk van de aard van het werk: administratief werk of (zware) handenarbeid. De wetgeving houdt hier rekening mee. Voor werk in gesloten en doorlopend bezette ruimtes zijn de minimumtemperaturen wettelijk vastgelegd, rekening houdend met de fysieke werkbelasting:
Minimale luchttemperatuur*
|
Fysieke werkbelasting
|
18 °C
|
Zeer licht
|
16 °C
|
Licht: secretariaatswerk, het besturen van een wagen
|
14 °C
|
Middelmatig zwaar: timmerwerk of een tractor besturen
|
12 °C
|
Zwaar: spitten, zagen met de hand, schaven, kruiwagens duwen en trekken
|
10 °C
|
Zeer zwaar: zwaar spitten en graven, beklimmen van ladders en trappen
|
* Deze temperaturen meet men met een gewone thermometer.
Indien er gewerkt moet worden in deze temperaturen, moet de arbeidsgeneesheer bepalen welke maatregelen men moet nemen om de werknemers tegen de koude te beschermen. Hij geeft ook voorafgaand advies over de keuze en het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen, over de rusttijden en het gebruik van ontspanningsruimtes.
Lokalen waar men niet permanent moet werken In lokalen waar men niet permanent moet vertoeven is het onder de volgende voorwaarden toch toegestaan daar in koudere temperaturen te werken:
- na advies van de arbeidsgeneesheer en met het akkoord van het comité voor preventie en bescherming op het werk
- de werknemers moeten zich regelmatig (volgens advies van de arbeidsgeneesheer) in een verwarmd lokaal kunnen gaan opwarmen
- ook moeten ze de gepaste beschermingsmiddelen krijgen
Regels voor open werklokalen of werkplaatsen in open lucht Indien de werkplaats zich in open lucht bevindt, moeten de bedrijven tussen 1 november en 1 maart voldoende verwarmingsinrichtingen voorzien. Die moet men in werking stellen als dit nodig is en telkens wanneer het kouder is dan 5°C. In die zelfde omstandigheden moet men ook kosteloos warme dranken verstrekken. Eventueel kunnen de verwarmingstoestellen zich binnen bevinden, zodat de werknemers zich er regelmatig kunnen gaan opwarmen.
Maatregelen Voorbeelden van maatregelen zijn:
- het werk plannen in functie van de weersvoorspellingen
- taakrotatie
- pauzes op een verwarmde plek
- warme dranken voorzien
- beschermkledij voorzien (handschoenen, kledij die bescherming biedt tegen regen, wind, koude)
- het plaatsen van een tent in de werkzone
- …
Deze maatregelen moeten worden meegedeeld en uitgehangen, raadpleegbaar voor het personeel, bijvoorbeeld op een communicatiebord bij de uurroosters.
|